Preek zondag 20 juli 2014

0 false 21 18 pt 18 pt 0 0 false false false /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:12.0pt; font-family:”Times New Roman”; mso-ascii-font-family:Cambria; mso-ascii-theme-font:minor-latin; mso-fareast-font-family:”Times New Roman”; mso-fareast-theme-font:minor-fareast; mso-hansi-font-family:Cambria; mso-hansi-theme-font:minor-latin;}

Zo gaat een man al wandelend van hier

En, steunend op zijn stok, een herdersstaf,

Een rijke jonge man vraagt Jezus (Mattheüs 19) leermeester, wát is het goede dat ik moet doen 
om eeuwig leven te hebben? De boodschap die Jezus net tevoren had verwoordt, namelijk die van nederigheid en een kinderlijk geloof, had hij kennelijk gemist. Misschien ook was hij door de veelheid van geboden die de rabbi’s aan de Wet van Mozes hadden toegevoegd het spoor bijster geraakt waar het nou echt om ging. Jezus noemt dan het zesde tot en met het negende gebod, plus het vijfde. Allemaal geboden die met waarneembaar gedrag te maken hebben. Maar Jezus noemt deze geboden niet om de jongeman duidelijk te maken hoe hij gered moet worden, maar om duidelijk te maken dat hij gered moet worden.

En dat snapt de jongeman duidelijk niet. Ook al heeft hij alle genoemde geboden nageleefd, hij twijfelt er aan of het wel voldoende is. En wat kan een mens doen om zijn redding te verzekeren? Is er ooit iets voldoende? Jezus maakt met een vervolgopdracht duidelijk waarom het werkelijk gaat: ga heen, verkoop al je eigendom 
en geef het aan de armen, en 
je zult een schat in de hemelen hebben; 
kom dan hierheen en volg mij! In die laatste drie woorden zit de crux! Het eeuwige leven krijg je alleen door Jezus te volgen en tot geloof in hem te komen.

Psalm 15 wordt wel een wijsheidspsalm genoemd. David begint met een vraag Ene, wie zal te gast zijn in uw tént, 
wie wonen op de bergtop van uw héiligdom? Dan volgen er een achttal kenmerken die zo een mens meer in detail beschrijven. Samen vormen ze een foto van een integere persoonlijkheid. En David concludeert een dader van dit álles 
wankelt niet, voor éeuwig.

Een mooi en literair werkelijk prachtig stukje. Maar biedt het ook hoop voor het individu? Als de voorwaarden liggen zoals ze liggen, wie kan ze dan inlossen? Komt dan niet het punt van de jongeman in Mattheüs weer naar voren: heb ik wel genoeg gedaan? Of moet ik nog meer presteren?

Psalm 24 stelt dezelfde wijsheidsvraag aan de orde als psalm 15. En het antwoord luidt vrijwel hetzelfde iemand onschuldig van handen 
en louter van hart, 
die zijn ziel niet ophief tot vóosheid, en niet een eed zwoer tot bedróg: die draagt van de Ene mee: zégen, 
gerechtigheid van de God die hem rédt. Dat is het geslacht 
van wie vragen naar hém,
van wie zoeken uw aanschijn, en dan volgt er een verbluffende toevoeging, een verduidelijking: dat is Jákob!

Jakob? Jakob de leugenaar? Jakob die zijn vader bedriegt? Zijn broer chanteert? Jakob wiens ambitie hem werkelijk elke morele verantwoordelijkheid doet vergeten? Jakob voor wie geldt dat het doel alle middelen heiligt? Vergist de schrijver van psalm 24 – en dat is verdraaid nog aan toe weer dezelfde David – zich hier niet? Als we Jakob langs de meetlat van integriteit van psalm 15 leggen zakt hij beslist voor elk examen!

Maar er is nog een tweede Jakob. Namelijk de Jakob die op een moment in zijn leven niets en niemand meer bij zich had. Die op het schaakbord van zijn leven absoluut mat stond. Geen kant meer op kon.

En dan komt er een Man die het gevecht met hem aangaat. Totdat de dageraad aanbreekt. In het ochtendlicht raakt Jakob geblesseerd aan zijn heupgewricht. Jakob is reddeloos verloren, en dat precies wordt zijn redding. Hij omknelt zijn tegenstander en smeekt om Diens zegen. In zijn bijna gruwelijke ontmoeting met God neemt Jacobs leven een dramatische wending. Hij erkent zijn absolute faillissement. En Jakob roept als naam voor het oord uit ‘Peniël’,- aanschijn van God, ‘omdat ik God heb gezien van aanschijn tot aanschijn 
en mijn ziel is gered!’

In Jesaja 33 wordt de wijsheidsvraag van psalm 15 en 24 ook aan de orde gesteld. En het antwoord lijkt sprekend op de eerdere hiervoor. Met als bijzonderheid dat het niet het individu is dat door eigen werkzaamheid aan de norm moet voldoen. Want de Ene  is onze rechter, de Ene  stelt ons de wet, 
de Ene  is onze koning, hij is onze bevrijder. Van alle eisen is het uiteindelijk God die ze vervult. God die genade bewijst, zoals Hij dat deed aan Jakob. En het volk krijgt de belofte: Een koning in zijn schoonheid zullen uw ogen aanschouwen,- Want uiteindelijk kunnen we niks doen. Behalve aanvaarden en geloven dat het door God al gedaan is. Dat Hij onze Redder is. Dat het eeuwige leven verdienen onmogelijk is. En genade alles geeft. Gratis. Voor de ontvanger tenminste. Na een worsteling misschien. Een nieuwe naam, tot voorbij het graf.

draagt hij zijn nieuwe naam voorbij het graf.

Rikkert Zuiderveld ‘Adam zaait radijzen,’ Jakob.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *