0 false 21 18 pt 18 pt 0 0 false false false /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:12.0pt; font-family:”Times New Roman”; mso-ascii-font-family:Cambria; mso-ascii-theme-font:minor-latin; mso-hansi-font-family:Cambria; mso-hansi-theme-font:minor-latin; mso-fareast-language:EN-US;}
Lees maar,
Gelijkenissen. Het is een soort ‘om een hoekje schrijven.’ Er staat niet wat er staat[1]. De gelijkenissen in de bijbel vertellen iets over Gods zoon. Om de boodschap te vatten moet je de ‘taal’ van de gelijkenis wel begrijpen. Je moet een beetje achter de letterlijke woorden lezen, de beelden van het verhaal naar jezelf vertalen.
De gelijkenis uit Lukas 19 (: 11 – 26) is tamelijk bekend. Jezus is dicht bij Jeruzalem gekomen en zijn leerlingen zijn ervan overtuigd dat hij daar het koningschap op zich zal nemen. Het was in politieke zin een zeer roerige tijd. De geschiedenis vermeld over joodse gezantschappen die afreizen naar Rome om daar bij keizer Augustus te bepleiten – na de dood van Herodes de Grote – aan wie het gezag over Judea en Samaria moest worden gegeven. Sommigen willen dat het land bij de provincie Syrië wordt ingelijfd en onder direct Romeins bestuur komt. Augustus schat in dat de Romeinse belangen beter gediend zijn met een Joods koninkrijk onder een Joodse vorst. Hij bevestigd Herodes Archelaus (die ook naar Rome was afgereisd om zijn positie te bepleiten) in die positie[2]. Zijn broer Herodes Antipas regeerde terzelfder tijd over Galiléa en Perea.
Dan vertelt Jezus het verhaal van de koning die op reis gaat om het koningschap in een ver land op zich te nemen. Aan tien dienaren geeft hij tien pond en draagt hen op daarmee te handelen zolang hij nog niet terug is. Gaat dit over Archelaus die weg is en hoe zijn onderdanen reageren? Of heeft Jezus het over zichzelf in deze gelijkenis?
De gelijkenis van de ponden gaat over Jezus en zijn leerlingen. De vraag is dan natuurlijk: wat doen ze met hun ponden, als Jezus weg is? Bij de terugkeer van de koning gaat het als volgt:
§ de eerste komt en zegt: heer, uw pond heeft er tien pond bijverdiend! Hij zegt tot hem: wel gedaan, goede dienaar!- omdat je met het kleinste betrouwbaar bent gebleken, mag je gezag uitoefenen over tien steden!
Voor een dienaar van God telt de trouw. Zijn tienvoudige opbrengst laat die trouw duidelijk zien. In absolute zin stelt het bedrag niet dramatisch veel voor – een paar maandsalarissen – maar de toewijding van de man die ermee aan de slag ging is groot.
§ Een tweede heeft vijf pond winst; ook hij krijgt een beloning: hij wordt de man over vijf steden.
§ Een volgende echter deed helemaal niks met zijn ponden. Hij vertelt ziehier uw pond: ik heb het weggelegd, in een zweetdoek, want ik was bevreesd voor u,……Dat vindt de koning een daad van ontrouw. De man had zijn ponden in een zweetdoek gewikkeld – kennelijk had hij die voor zijn dagelijkse werk niet nodig! – en gaf het originele bedrag ongebruikt terug. De koning wordt woedend en werpt zijn dienaar voor de voeten waarom heb je dan mijn geld niet uitgegeven bij de bank?- dan had ik bij mijn komst het met rente in handen gekregen! Het pond wordt de man afgenomen en gegeven aan de trouwe dienaar, die er tien bijverdiend had.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Wat doen wij met Gods gave aan ons? Gaan we ermee aan de slag? Of zien we dat eigenlijk niet zitten! Mozes was ook iemand die nogal twijfelde aan wat hij moest doen en waarvoor hij in de wieg gelegd was, getuige de geschiedenis uit Exodus 4:
Mozes: ”ziehier, míj zullen ze niet vertrouwen en naar míjn stem niet horen; want zeggen zullen ze: nóóit heeft hij zich laten zien aan jou, die-er-zal-zijn!”
God: “wát is dat in je hand?-“
Mozes: “een staf!”
God: “zend hem ter aarde!” De staf wordt een slang en Mozes rent er bang voor weg.
God: “zend je hand uit en grijp hem bij z’n staart!”
Zo’n staf was nu wel het laatste wat Mozes in Gods dienst dacht te gebruiken. Alledaags simpel dingetje. Hij kwam niet op het idee dat hij daar iets mee kon doen. Maar God zag dat anders. Onze simpele alledaagse dingen zijn voor Hem juist de dingen die Hij kan gebruiken.
Mozes krijgt de steun van Aaron. Hij staat er niet alleen voor. Ze doen het 1) met God en 2) samen. En Mozes gaat met zijn staf aan het werk. Laten we aan de slag gaan voor God met wat hij ons geeft. Niet wachten tot een ander het doet. Niet verstoppen in een zweetdoek. En laten we elkaar daarin stimuleren: d’een zij tot troost de ander op weg naar ’t Vaderland.
er staat niet wat er staat.