Preek zondag 26 november 2017

Ik ben een zwerver, bij u te gast, een bijwoner, mijn vaderen gelijk

Psalm 39, 13b

 

Over vreemdelingen nj de bijbel. En vluchtelingen (vaak dezelfde categorie). Een aardig weetje: het woord ‘ellendig’ is afgeleid van het woord ‘uitlandig.’ Het betekent eigenlijk ‘vreemd land’ of ‘land van ballingschap’ (dan wel de ballingschap zelf). Wie verkeerd in een vreemd land voelt zich niet gelukkig, is de les. Misschien was dat in de oude tijden – waarin weinig werd gereisd – wel beter invoelbaar dan nu. Maar toch. Bomans’ ‘men gaat op reis om thuis te komen’ zal menigeen herkennen.

 

Beroemde vluchtelingen/vreemdelingen in de bijbel

  • Abraham, Isaäk en Jakob zijn alle drie tijdens hun leven gevlucht vanwege hongersnood (Gen. 12:10, 26:1, 42:1-2). We zouden hen nu economische vluchtelingen noemen.
  • Mozes is gevlucht omdat hij een Egyptenaar had gedood (Ex. 2: 11-15). Net als David is hij een voorbeeld van een politieke vluchteling.
  • Jezus is de meest bijzondere vluchteling in de Bijbel. Als baby moest Hij vluchten naar Egypte (Mat. 2: 13-15).

 

Vreemdelingen in het Oude Testament.

Als het volk Israel uit Egypte wordt bevrijd zwerft het veertig jaar door de woestijn. Als ze op het punt staan het hen door God beloofde land binnen te trekken waarschuwt God hen. DE volken zijn groter en machtiger dan Israel. Maar – zegt God (Deut. 7) – ik zal jullie bijstaan in de strijd en jullie moeten hen niet genadig zijn en geen verbond met hen sluiten. Kennelijk sloeg dat louter op de verovering van het land. Want drie hoofdstukken verder zegt dezelfde God (Deut. 10: 17, 18, 19): 17Want de Ene, God-over-u, híj is de God der goden en de Heer der heren; de godheid groot, heldhaftig en vreeswaardig die een aanschijn niet voortrekt en een geschenk niet aanneemt, 18 ….. een die een zwerver-te-gast liefheeft en hem brood en een mantel geeft; 19hebt dan ook gij de zwerver-te-gast lief,- want zwervers-te-gast zijt ge geweest in het land van Egypte;

De buitenlander, de vreemde

Hiermee werden buitenlanders aangeduid die voor een beperkte tijd in Israël verbleven. Ze werden geduld, maar hadden geen echte burgerlijke plichten nog rechten. Een Israëliet mocht bijvoorbeeld van een landgenoot geen rente eisen, maar van een vreemde mocht dat wel.

De bijwoner, de vreemdeling

Deze personen woonden veelmeer definitief in Israel. Ook zij behoorden evenwel niet tot het volk zelf (Deut. 14: 21) maar wel vielen ze onder dezelfde rechtsnorm (Lev. 24: 22). En net als de arme Israeliet mochten ze na de oogst de nog op het land liggende aren verzamelen (Lev. 23: 22).

 

Vreemdelingen (grieks ‘xenos’) in het Nieuwe Testament

  • De vreemdeling, zo leert ons Jezus, is onze naaste. We moeten haar of hem liefhebben en herbergen (Lucas 10: 30; Mattheüs 25: 35.
  • Dat leverde wel spanningen op. Denk aan Petrus die in hand. 10: 11 e.v. moet leren dat niet alleen Joden Christus kunnen volgen (:35): nee, in elk volk is wie hem vreest en werken van gerechtigheid doet bij hem welkom;

 

De Gemeente

De gemeente is één kudde, één herder (Joh. 10: 16). Haar burgerrecht is in de hemel (Fil. 3: 20). Er is geen verschil tussen Griek of Jood ( Kol. 3: 11). Tussen heidenen en Joden is geen verschil meer: er zijn geen vreemdelingen en bijwoners (Ef. 2: 19). De gemeenteleden dragen zorg voorr elkaar (1 Kor. 12: 12 e.v.). En aan vreemdelingen wordt gastvrijheid beween. (Hebr. 13: 2).

 

Onze houding jegens vreemdelingen?

  • We helpen natuurlijk christelijke vreemdelingen.
  • Aan niet-christenen betonen we naastenliefde. Keizer Julianus moest het al erkennen: “Deze goddeloze Galieeërs voeden niet alleen hun eigen armen, maar ook de onze”, zo gaf hij grimmig toe.

Positief en nuchter

Wij hebben het recht-van-kinderen gekregen, en kunnen ons onmogelijk verheven voelen boven anderen.

Wij zijn uiteraard loyaal tegenover het land waar God ons een plaats geeft. Maar maken van die vaderlandsliefde geen cultus .

 

Een zwerver zul je niet vernederen en niet verdrukken; 
want zwervers-te-gast zijn jullie geweest op het land van Egypte!

Ex. 22: 20

Ich aber bin elend, Johannes Brahms, Opus 110, nr. 1

‘Ik echter ben ellendig en lijd pijn’ (Psalm 69: 30)

 

https://youtu.be/Y6W3QFQ3DO4